< Terug naar het overzicht

Duurzaam bouwen

Duurzaam (ver)bouwen is geen trend maar een must. Om de planeet leefbaar te houden, moeten we milieusparende inspanningen doen. Omdat de bouwsector een grote impact heeft op het leefmilieu, is verduurzamen broodnodig. Outfluencers stak z’n licht op bij architect Peter Ketsman voor wie duurzaamheid een leidmotief is.

Duurzaam bouwen heeft veel dimensies. Hoe verhouden ze zich onderling?

We springen te kwistig om met ruimte en grondstoffen. Dat gaat ten koste van mens, milieu en maatschappij. Maar een eenzijdige benadering van bijvoorbeeld het energieaspect van architectuur, brengt geen zoden aan de dijk. Het komt erop aan om een evenwicht te vinden tussen de dimensies. Dat vereist interdisciplinair samenwerken en creatieve inbreng van de ontwerper. Vernieuwende ideeën zijn een onuitputtelijke grondstof voor een architectuur die de relevante dimensies van duurzaamheid afgewogen integreert. Technologische ontwikkelingen kunnen daartoe een belangrijke bijdrage leveren. Denk aan gesofistikeerde computermodellen om de realiseerbaarheid van vernieuwingen af te toetsen. Of 3D-printtechnologieën om vormen te fabriceren die het uiterlijk van gebouwen drastisch zullen veranderen.

Ligt ons economisch systeem aan de basis van de ecologische crisis?

De bevolkingsexplosie en het economische groeimodel met nefaste exploitatie van natuurlijke grondstoffen dwingen ons tot heroriëntering. Daarbij gaat de aandacht naar beschikbaarheid, duurzaamheid, recycleerbaarheid, energie nodig voor ontginning, productie, verwerking en transport. Architectuur moet inspelen op potentieel, duurzamere basisstructuren en meer verplaatsbare en demonteerbare constructies. Langetermijndenken met aandacht voor het behoud van waarde en gebruiks- en onderhoudskosten, is essentieel.

Economische groei moet vooral worden gerealiseerd met nieuwe, creatieve ideeën en wetenschappelijke inzichten die voortkomen uit de toenemende massa aan steeds sneller en beter interpreteerbare data via IT-technologie.

Hoe kijk je naar de betonstop?

Ik zie dat als een logisch gevolg van de kwistigheid waarmee we de beschikbare ruimte hebben ingepalmd en verkaveld – mede door koning auto waardoor we ver uiteen zijn gaan wonen. Resultaat: files, verkeersonveiligheid, CO2-uitstoot, … Onze bezitsdrang en individualisme lopen daarmee parallel.

Die evoluties stimuleren de ontwikkeling van nieuwe concepten. Denk aan dichter bijeen wonen mét respect voor privacy, akoestisch comfort, verkeersluwte, een gezonde bevolkingsmix, ruimte voor groen en dieren, nabijheid van voorzieningen, … We moeten gebouwen slimmer inplanten en indelen, en mogelijkheden en volumes beter benutten – zowel boven- als ondergronds. Er duiken trouwens al nieuwe woonvormen en levenswijzen op zoals cohousing en kangoeroewoningen – aansluitend bij een wereldwijd groeiende share-economie. Stuk voor stuk positieve wendingen.

Wordt compact bouwen de norm?

Ruimte verslindende gebouwen met beperkte functies voor een beperkt aantal gegadigden zijn niet meer verantwoord door hun grote ecologische voetafdruk. Maar verwar compact bouwen niet met minder ruimtelijk bouwen. Architectuur legt meer de klemtoon op het potentieel van een gebouw en de mogelijkheden om te evolueren. De basisstructuur van een pand kan honderden jaren onveranderd blijven, terwijl bestemming, invulling en bekleding eenvoudig aan te passen en te recycleren zijn.

Verschillen bouwmethodes onderling veel qua ecologische afdruk?

Elke methode heeft voor- en nadelen. Traditioneel bouwen scoort redelijk op het vlak van duurzaamheid, zeker als men rekening houdt met aanpasbaarheid. De traditionele bouw behoudt lang zijn waarde. Hij kent een grote massiviteit, wat het accumulerend vermogen bevordert en dus gunstig is voor de energieprestatie. Door de grote concurrentie onder traditionele aannemers zijn de prijzen vaak competitief. Andere bouwmethodes hebben dan weer voordelen zoals een snelle uitvoering, grote vrijheid in vormgeving en geringere eisen qua draagkracht. Ook de mogelijkheid tot prefabricatie, demontage en betere thermische isolatie zijn troeven. Door de lagere massiviteit vraagt het risico op oververhitting meer aandacht, en veelal vermindert de waarde sneller.

Aan goede isolatie valt niet meer te ontkomen. Terecht?

De huidige EPB-normen, en in het bijzonder het schilpeil (S-peil), laten nog maar weinig keuze. Om de norm te halen, moeten we zwaar isoleren als we ook nog wat (thermisch minder isolerende) ramen willen. Dat heeft geleid tot een spectaculaire stijging van het gebruik van PUR en PIR-isolatie.

Door goed te isoleren, kun je op een passieve manier energie sparen. Maar je mag ook de benodigde energie bij productie, recycleerbaarheid en milieuvriendelijkheid niet uit het oog verliezen. Omdat isolatie op basis van minerale of hernieuwbare grondstoffen minder goed scoort, wordt het gebruik ervan nog afgestraft. Op dat vlak is er nog een lange weg te gaan. Er staan wel innovaties op stapel, mede dankzij ontwikkelingen in de ruimtevaart. Denk aan isolatie met ingesloten vacuümkern die tot vijf keer beter isoleert en veel dunner is dan courante isolatiematerialen.

Wat ook meetelt, is de massiviteit van een gebouw: het vermogen om warmte of koelte te accumuleren en terug vrij te geven, om zo temperatuurschommelingen uit te vlakken. De keuze van beglazing en beschaduwing (bijvoorbeeld via luifels of bladverliezend groen) heeft ook een invloed.

Wat met ventilatie en luchtdichtheid?

Door de strengere EPB-eisen worden huizen steeds luchtdichter. Een goede luchtdichtheid kan de energieperformantie met 15 procent verhogen. Een uitgebalanceerde ventilatie vereist een luchtdichte schil voor een controleerbare in- en uitstroom van lucht, de regeling van debieten gekoppeld aan luchtkwaliteit en vochtigheidsgraad, en warmterecuperatie via warmtewisselaars.

Om mogelijke nadelen zoals verspreiding van ziektekiemen te vermijden, zijn kwaliteitsvolle luchtkanalen en regelmatig onderhoud cruciaal. Gebrekkige luchtdichtheid in combinatie met doorgedreven isolatie kan tot problemen leiden zoals inwendige condensatie in isolatiematerialen. Gevolg: minder isolerend vermogen, schimmelvorming, enzovoort. Jammer genoeg hebben EPB-berekeningen geen oog voor zaken zoals levensstijl en bezettingsgraad. Zo kan een riante villa met twee bewoners en permanent verwarmd zwembad beter scoren voor de EPB dan een compact huis met een groot gezin dat bewust omspringt met energie. Toch ben ik ervan overtuigd dat de energieregelgeving een onomkeerbaar, revolutionair proces in gang heeft gezet dat uiteindelijk zijn vruchten zal afwerpen.

Wat zijn belangrijke aandachtspunten bij een verbouwing?

In eerste instantie een gezonde verhouding tussen investering en waarde van het gebouw – financieel, cultuurhistorisch, emotioneel, … Onze voorouders bouwden voor de volgende generaties. Vandaag veranderen behoeften en mogelijkheden zo snel dat de klemtoon meer dan ooit op het potentieel ligt. Architectuur gaat over duurzaam zin geven aan ruimte, en moet dus kunnen inspelen op veranderingen. Men mag zich niet laten misleiden door de zichtbare afwerking; men moet vooral oog hebben voor de duurzaamheid van wat erachter schuilgaat. Het grootste potentieel aan energiebesparing ligt in ons bestaand gebouwenpatrimonium.

Wie zijn woning wil uitbreiden, heeft talloze mogelijkheden. Een veranda is daar een goed voorbeeld van.

Ik geloof niet in standaardoplossingen: elke situatie moet individueel worden bekeken. Bovendien laten bouwvoorschriften, perceelafmetingen en draagkracht soms weinig keuze toe. Een goede uitbreiding is geënt op de intrinsieke eigenschappen van het gebouw en zijn omgeving. Dat betekent niet dat men de vormelijke stijlkenmerken moet kopiëren. Integendeel, een contrasterende aan- of opbouw met hedendaagse materialen, technieken en inzichten heeft veelal een grotere meerwaarde.

Een veranda – aangebouwd, of waarom ook niet eens volledig losgekoppeld of boven op een bestaand gebouw – kan die functie vervullen. En tegelijk ruimte bieden voor een bijzondere vorm van beleving met een enorm potentieel aan creatieve innovaties waartoe ik me graag leen.